-
1 in grote haast
in grote haast -
2 haast
haast1〈de〉1 [(te grote) snelheid] haste2 [noodzaak/drang om snel te werk te gaan] hurry♦voorbeelden:haast maken • hurry upgeen haast maken met betalen • be in no hurry to payhaast zetten achter iets • hurry something upin de(r) haast iets vergeten • forget something in the rushin der haast genomen beslissingen • hasty decisionsdie brief heeft haast • that letter cannot waitdat heeft geen haast • there is no rusher is haast bij • the matter is urgentwaarom zo'n haast? • what's the rush?————————haast2〈 bijwoord〉2 [spoedig] soon♦voorbeelden:1 men zou haast denken dat … • one would almost think that …hij durfde haast niet te komen • he hardly dared (to) comehij was haast gevallen • he nearly fellik zou haast willen dat … • I half wish that …haast niets • hardly anythinghaast niet • hardlyhaast nooit • scarcely ever2 het wordt haast weer lente • spring will be here soon, spring is not far off -
3 haast
haast1〈de〉♦voorbeelden:1 haast maken • se dépêcher (de faire qc.)haast zetten achter het werk • hâter les travauxin de(r) haast iets vergeten • oublier qc. dans sa hâtein der haast genomen beslissingen • décisions prises à la sauvettein (vliegende) haast • en (grande, toute) hâtewe hebben helemaal geen haast • nous avons tout le tempsdie brief heeft haast • cette lettre est urgentedat heeft geen haast • rien ne presseer is haast bij • c'est urgent————————haast2〈 bijwoord〉1 [bijna] presque2 [spoedig] bientôt♦voorbeelden:hij was haast gevallen • il est presque tombé2 kom je haast? • alors tu viens? -
4 précipitation
précipitation [preesiepietaasjõ]〈v.〉♦voorbeelden:1 avec précipitation • overhaast, (te) snel1. f1) grote haast2) precipitatie [scheikunde]2. précipitationsf pl -
5 Hochdruck
-
6 hotfoot
adv. snel--------v. zich haasten, wegrennenhotfoot♦voorbeelden:2 hotfoot it • zich haasten, (weg)rennen -
7 op springen staan
op springen staanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op springen staan
-
8 springen
2 [het lichaam ruksgewijze opheffen] jump3 [met betrekking tot zaken, zich met een ruk verplaatsen] leap, jump5 [uiteengedreven worden, barsten] 〈 ketel, kruitvat〉 burst, explode ⇒ 〈 brug, rots, mijn〉 blast, 〈 ballonnetje〉 pop6 [scheuren krijgen] crack7 [uitsteken] jut out8 [bankroet gaan] break♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 je kunt hoog of laag springen, het moet toch gebeuren • whether you like it or not, it's got to happenhoog/ver/omlaag springen • jump high/far/downop de fiets springen • hop/jump/leap on the bicycleover een sloot springen • leap a ditchmijn paard springt 1.080 m • my horse clears 1.80 m〈 figuurlijk〉 zitten te springen om iets • be bursting/dying for somethingeen snaar/het glas is gesprongen • a string has snapped, the glass has cracked〈 figuurlijk〉 op springen staan • 〈 boos zijn〉 be about to explode; 〈 grote haast hebben〉 be in a terrible rush; 〈 nodig naar de wc moeten〉 be burstingde achterkamer springt iets naar buiten/binnen • the backroom juts out/in(wards) a littlede zaak staat op springen • the company's on the verge of bankruptcy -
9 Hetze
Hetze〈v.; Hetze, Hetzen〉♦voorbeelden: -
10 rush
n. drukte; haast; toeloop; bies--------v. rennen, vliegen; storten; zich haastenrush1[ rusj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 heftige beweging ⇒ snelle beweging; stormloop, grote vraag, toevloed♦voorbeelden:there is a rush for his latest novel • er is een grote vraag naar zijn laatste roman2 what's the rush? • vanwaar die haast?————————rush21 stormen ⇒ vliegen, zich haasten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 meeslepen ⇒ haastig vervoeren, meesleuren♦voorbeelden:rush a bill through • een wetsontwerp erdoor jagen/haastig afhandelen -
11 big
adj. groot; omvangrijk; dik; gewichtigbig1[ big] 〈bijvoeglijk naamwoord; bigger; bigness〉1 groot ⇒ omvangrijk, dik, zwaar; (hoog)zwanger, (hoog)drachtig3 groot ⇒ ouder, volwassen♦voorbeelden:big money • grof geld, het grote gelda big woman • een grote/zware vrouwbig with child • (hoog)zwanger, op alle dagenbig business • het groot kapitaal, de grote zakenwereldhe is a big name in show business • hij heeft een grote naam in de showwereldthe big opportunity • de grote kans3 my big sister • mijn grote/oudere zus4 the Big Bang • de Grote Knal, oerknal, oerexplosie; omwenteling, Big Bang 〈 met betrekking tot de Londense beurs in 1986〉〈 informeel〉 have big ideas • ambitieus zijn, het hoog in de bol hebbenbig talk • grootspraak, gebluf5 big words • bombast, grote woordenhave a big heart • gulhartig zijnthat was very big of him • dat was erg grootmoedig van hemBig Brother • Big Brother, Grote Broeder 〈de dictator in Orwells roman ‘1984’〉〈 ironisch〉 big deal! • reusachtig!〈 vaak figuurlijk〉 bang/beat the big drum • de grote trom roeren, hoog van de toren blazen〈 techniek, technologie〉 big end • (grote) drijfstangkop, big endwhat's the big hurry? • vanwaar die haast?what's the big idea? • wat is hier aan de hand?————————big2〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
12 haste
n. haast--------v. haast hebben[ heest]♦voorbeelden:in (great) haste • inderhaast, met (grote) spoed -
13 *hâte
*hâte ['aat]〈v.〉♦voorbeelden:à la hâte • haastig, inderhaastavoir hâte de • haast hebben, ernaar verlangen omen hâte • snel, haastigen toute hâte • met grote spoed -
14 come on
kom maar, vooruit; verdraaid nog aan toecome on1 naderbij komen ⇒ oprukken, (blijven) komen2 opschieten ⇒ vorderen, vooruitkomen3 〈 benaming voor〉 beginnen ⇒ opkomen 〈 van onweer〉, vallen 〈 van nacht〉, aangaan 〈 van licht〉, beginnen (te ontstaan) 〈van ziekte e.d.〉♦voorbeelden:the rain came on • het begon te regenen¶ come on in! • kom toch binnen!come on up! • kom toch boven!come on! • kom op! 〈om iemand tot haast aan te sporen of aan te moedigen iets te doen/zeggen〉oh come on (not again)! • oh alsjeblieft niet nog eens!II 〈werkwoord + voorzetsel〉♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Leute — 1. A de richa Lüta werd ma nüd rüdig1. – Sutermeister, 143; Tobler, 371. In Appenzell: Von den reichen Leuten bekommt man nicht leere Hände. (Tobler.) 2. Albern Leut dienen nicht in die Welt. – Petri, II, 4. 3. Alberne Lüe sind ock Lüe. (Hannover … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Haus — 1. Alte Häuser haben trübe Fenster. Dän.: Gammelt huus haver dumme vinduer. (Prov. dan., 315.) 2. Alte Häuser leiden mehr als neue. Wenn diese nicht schon zusammenfallen, ehe sie fertig gebaut sind. 3. Alte Häuser streicht man an, wenn man sie… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Hund — 1. A guate Hund ve laft se nit1 u2 an schlecht n is kua Schad. (Unterinnthal.) – Frommann, VI, 36, 63. 1) Verläuft sich nicht. 2) Und. 2. A klenst n Hund na hengt mer di grössten Prügel ou (an). (Franken.) – Frommann, VI, 317. 3. A muar Hüünjen a … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wilhelmus — English: William Sheet music of the Wilhelmus National anthem of … Wikipedia
Binsbergen — Corrie van Binsbergen (* 1957) ist eine niederländische Gitarristin (akustisch, elektrisch, Bassgitarre) und Komponistin des Jazz, des Pop, improvisierender Musik und des Crossover. Nach einem Jahr Philosophiestudium während der Vorbereitungszeit … Deutsch Wikipedia
Corrie van Binsbergen — (* 1957) ist eine niederländische Gitarristin (akustisch, elektrisch, Bassgitarre) und Komponistin des Jazz, des Pop, improvisierender Musik und des Crossover. Leben und Wirken Binsbergen, die seit ihrem neunten Lebensjahr Gitarre spielt,… … Deutsch Wikipedia
Maus — 1. Aber ach und weh, gibt es Mäuse im Bodensee. 2. Alte Mäuse fressen auch gern frischen Speck. – Altmann VI, 401. 3. Alte Mäuse gehen auch in die Falle. 4. An slacht Müs, diar man ian Hâl hea. (Nordfries.) – Johansen, 65. Eine schlechte Maus,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon